Onderstaande tekst sprak GroenLinks fractievoorzitter Lammert van Dijk vanavond uit in de raadsvergadering tijdens de bespreking van de geannuleerde bijeenkomst van Stichting Rohamaa op 8 maart 2015.

Voorzitter, enkele weken voorafgaand aan de geplande bijeenkomst van de Stichting Rohamaa in het Event Plaza vonden in Parijs aanslagen plaats o.a. op medewerkers van het blad Charlie Hebdo. De wereld was geschokt, en terecht. Niet alleen vervulden de moorden op journalisten in Frankrijk iedereen met afschuw, maar die moorden troffen – vanwege het motief daarvoor – de rechtstaat in het hart. De vrijheid van meningsuiting en levensovertuiging was grof geweld aangedaan. En vrijwel iedereen was het er over eens dat die vrijheden moesten worden beschermd: zonder bescherming geen vrijheid en zonder vrijheid geen rechtstaat.

En waar we het ook over eens waren, was dat het feit dat de journalisten van Charlie Hebdo de islam bekritiseerden en bespotten geen enkele reden was om hen die bescherming te ontzeggen. Integendeel: juist in die omstandigheden komt het er op aan die vrijheid te beschermen.

Ten tijde van de discussie over de bijeenkomst van Rohamaa leek die boodschap al weer te zijn vergeten. Er kwam een enorme stroom reacties los met overwegend als strekking dat deze bijeenkomst geen doorgang mocht vinden. De reden daarvan was gelegen in de inhoud van de boodschap die zou worden verkondigd door de uitgenodigde sprekers. “Op dat soort teksten zitten we niet te wachten”, was een veelgehoorde kreet, evenals “dat soort geluiden moeten we niet willen”, “zoiets moet je niet faciliteren” en meer van die strekking. Wat kenmerkend was, was dat de inhoud van de boodschap die door de sprekers – naar verwachting – zou worden verkondigd, reden was om de burgemeester c.q. de politiek op te roepen de bijeenkomst te verbieden.

Tijdens onze Algemene Beschouwingen van afgelopen jaar heb ik voren gebracht:

Vechten voor eigen vrijheden en verworvenheden is gemakkelijk. Dat gaat ons van nature wel goed af. Maar vrijheid is wederkerig, de essentie van vrijheid is dat het gevecht voor vrijheid de vrijheden en verworvenheden van anderen omvat, ook wanneer ze niet jouw levensovertuiging delen en ook wanneer dat een inspanning of opoffering in financiële zin of anderszins met zich brengt. Dat is waar het bij iedere vorm van fundamentalisme misgaat.

Na de gebeurtenissen in Frankrijk hebben we als GroenLinks-fractie opgeroepen om in lijn met deze gedachte te reageren: het antwoord op die gebeurtenissen moest een bijdrage zijn aan de vrijheid van meningsuiting en op geen bijdrage aan de beknotting van die vrijheid.

Het is om die reden dat we wars zijn van een vorm van preventief toezicht op dit soort bijeenkomsten. En die gedachte is niet nieuw. Het staat in een boekje. Ik heb het meegenomen. De titel van het boekje is: ‘Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden’. Het is een heel aardig werkje, echt een aanrader. We doen er niet zo heel erg veel mee in Nederland. Sommige politieke partijen vinden het zelfs onverantwoord om wetten door de rechter te laten toetsen aan deze Grondwet, maar niettemin blijft het de moeite waard.

Er staat iets in over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, maar er staat ook in vermeld dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft voor het openbaren van gedachten of gevoelens wegens de inhoud van die gedachten of gevoelens. Er staat in dat je mag verenigen en vergaderen om die gedachten uit te wisselen en uit te dragen. Het enige voorbehoud daarbij is ieders verantwoordelijkheid volgens de wet: je mag geen strafbare feiten plegen. We willen dat iedereen zich aan de wet houdt. Maar daar speelt de wederkerigheid eveneens een rol. Die verplichting geldt niet alleen voor de sprekers op de bijeenkomst, maar tevens voor de overheid en de samenleving die zich – om wat voor reden dan ook – zouden willen mengen in de mogelijkheid om de bijeenkomst te organiseren of zich zouden willen mengen in de inhoud van wat daar wordt besproken.

Vanuit die achtergrond is onze fractie wel benieuwd op welke wijze het gesprek met de organiserende stichting is aangegaan. In de berichtgeving over dit onderwerp en de beantwoording van vragen kwam naar voren dat er indringende gesprekken zijn gevoerd met de stichting. Als de term indringend valt, zo leert de ervaring, is dat niet altijd een onverdeeld genoegen voor degene met wie dat gesprek wordt gevoerd. Vandaar de meer concrete vraag: wat is een indringend gesprek in dat verband? Is dat bijvoorbeeld een gesprek dat wordt aangegaan vanuit de gedachte ‘laten we de druk maar wat opvoeren, dat zien ze er waarschijnlijk wel van af en dat scheelt ons een hoop gedoe’, met alle denkbare argumenten c.q. dreigementen van dien? Of is het bijvoorbeeld een gesprek geweest waarbij het lef is getoond om – tegen alle verdrukking in – genoemde vrijheden te beschermen, ook nu het een gedachtengoed betreft dat niet het eigen gedachtengoed is. Dat lijkt ons evenzeer een kwestie van openbare orde.