De moorden op journalisten in Frankrijk treffen de rechtstaat in het hart. De vrijheid van meningsuiting en levensovertuiging is grof geweld aangedaan en de wijze waarop dat is gebeurd, vervult ons met afschuw, verdriet en boosheid.

De emoties die deze gebeurtenissen losmaken, zijn verwarrend. Het meest verwarrend is wellicht dat enerzijds de gedachte naar boven komt met dezelfde middelen te willen terugslaan als waarmee de daders van de aanslagen te werk zijn gegaan en anderzijds het besef dat juist daarmee de vrijheid nog meer geweld wordt aangedaan. Met dat besef ontstaat in eerste instantie een gevoel van machteloosheid. De kwetsbaarheid van onze vrijheden, die we vaak voor vanzelfsprekend aannemen in onze samenleving, wordt op zeer pijnlijke wijze duidelijk en de vraag rijst welke middelen ons ten dienste staan om die vrijheden te koesteren en te waarborgen.

Onlangs heb ik tijdens onze Algemene Beschouwingen in de raadsvergadering naar voren gebracht:

Voorzitter, het recht op vrijheid en veiligheid is eveneens zo’n fundamenteel recht in ons vrije westen, net als de godsdienstvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het recht gevrijwaard te blijven van discriminatie. (…) Vechten voor eigen vrijheden en verworvenheden is gemakkelijk. Dat gaat ons van nature wel goed af. Maar vrijheid is wederkerig, de essentie van vrijheid is dat het gevecht voor vrijheid de vrijheden en verworvenheden van anderen omvat, ook wanneer ze niet jouw levensovertuiging delen en ook wanneer dat een inspanning of opoffering in financiële zin of anderszins met zich brengt. Dat is waar het bij iedere vorm van fundamentalisme misgaat.

De daders van de aanslagen in Frankrijk hadden kennelijk wel oog voor hun eigen belangen en verworvenheden, maar gingen volledig voorbij aan de rechten van anderen en hebben daarmee de vrijheid geweld aangedaan. Voor zover de acties religieus zijn gemotiveerd, is daarbij in elk geval een grote denkfout gemaakt en is de wederkerigheid van vrijheid miskend: godsdienstvrijheid kan alleen bestaan bij de gratie van de vrijheid om die godsdienst niet te hebben en je daartegen zelfs af te zetten, zolang je daarmee die godsdienstvrijheid niet aantast.

Het maken van spotprenten, zoals dat gebeurde door de journalisten in Frankrijk, is een wijze van godsdienstkritiek die de vrijheid van anderen om die godsdienst te beleven op geen enkele wijze aantast en de vrijheid om die godsdienst niet te hebben juist onderstreept.
Onze reactie op de gebeurtenissen in Frankrijk moet wat mij betreft in dezelfde lijn liggen: het moet een bijdrage zijn aan de vrijheid en geen bijdrage aan de beknotting daarvan. Alleen dan kunnen we Charlie zijn…