Bijdrage van GroenLinks fractievoorzitter Lammert van Dijk tijdens de eerste termijn van de Algemene Beschouwingen op de begroting van 2015.

Voorzitter,

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen dit jaar liep ik in Oud Rijswijk. We hadden daar een campagnehuis, we hadden een mooi programma, enthousiaste kandidaten en uiteraard goede hoop op een mooie verkiezingsuitslag. En vooruitlopend op een klinkend resultaat dacht ik: ‘Wat gaan we als GroenLinks straks doen met al die macht?’ Ik wist toen natuurlijk nog niet dat we de kleinste fractie zouden worden, maar goed, het was interessant om er over na te denken en dat is het nog steeds.

Wat doen we met macht? Dat is van belang te weten, zeker als het gaat om de vraag hoe het geld de komende jaren besteed moet worden. Ga je zaken goed regelen, voor mensen die op jou hebben gestemd, voor de mensen die jouw visie op de samenleving delen en jouw partij een warm hart toedragen? Of gaan we het voor iedereen in Rijswijk goed regelen en dus ook voor mensen die niet op je hebben gestemd? Ben je nu primair belangenbehartiger van de eigen achterban of vertegenwoordiger van de gehele Rijswijkse bevolking?

De Gemeentewet geeft het antwoord op die vraag met de bepaling dat de raad de gehele bevolking van de gemeente vertegenwoordigt, dus dat lijkt simpel. Het algemeen belang moet leidend zijn en dus niet het partijbelang of het belang van de eigen achterban. Maar ja, als je je als raadslid teveel losmaakt van het eigen gedachtegoed en de eigen achterban, wringt dat met het mandaat dat je hebt gekregen en bovendien loop je het risico dat je bij een volgende verkiezingsronde niet eens meer de kleinste fractie bent, maar helemaal niet meer vertegenwoordigd bent.

Bij gelegenheid van het recente bezoek van de Commissaris van de Koning aan Rijswijk heb ik opgemerkt dat er veel politieke kleur is binnen gemeenten en soms verdeeldheid van partijen die zich sterk willen profileren in een maatschappelijk veld dat assertief is en in veel opzichten individualistisch. Daaraan was de waarschuwing gekoppeld dat dat bestuurlijk verlammend kan werken.

Een goed voorbeeld daarvan vind ik de discussie die we hebben gehad over de herijking van het subsidiebeleid. Vrijwel de gehele raad, wilde een bezuiniging van € 200.000,- realiseren op subsidies. Na een uitgebreide inventarisatie en maatschappelijke consultatie ontvingen we een nota met die bezuiniging daarin verwerkt. En vervolgens begon het gekrakeel. Veel instellingen roerden zich, veel fracties wilden organisaties ontzien, met name wanneer er raakvlakken waren met het eigen gedachtegoed of eigen achterban en dat gold zeker destijds, in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Uiteindelijk vond de herijking geen doorgang omdat de eerdere eensgezindheid ver was te zoeken op het moment van beslissen.

Profilering is wenselijk om macht te verwerven en waarschijnlijk essentieel om het te behouden, maar kan een belemmering zijn als het gaat om de uitoefening van macht, als dat tenminste niet beperkt blijft tot cliëntelisme, maar in dienst staat van het algemeen belang.

Het onderscheid is overigens niet altijd gemakkelijk te maken. Als het gaat om bijv. de bijdrage aan de BIZ, hou je dan kunstenaars uit de wind omdat je ze een warm hart toedraagt, of moeten ook zij bijdragen aan een regeling waarvan nut en noodzaak door iedereen wordt onderschreven?

En hoe zit dat met die bijdrage vanuit dat assertieve en vaak individualistische maatschappelijk veld? Toen ik bij het campagnehuis liep en aan een man vroeg of hij een folder wilde van GroenLinks, ontstond er een wat bijzondere conversatie:

“GroenLinks, GroenLinks, wat doet GroenLinks aan het parkeren?”

En ik vroeg: “Wat is het probleem?”

 “Oh, weet je dat geeneens? Nou, ik ken m’n auto niet kwijt, mijn vrouw ken d’r auto niet kwijt en me zoon ken z’n auto niet kwijt. Hoe ken dat nou?”

“Nou”, zei ik, “als ik u zo hoor, dan heb ik wel een idee ‘hoe of dat ken.’”

“Oh, oh, gaan we bijdehand doen? Hier joh, rot op met je folder; GroenLinks, klotepartij!”

De vraag hoe je zelf kunt bijdragen aan een oplossing van een probleem stond duidelijk niet op de voorgrond. De politiek moest het probleem oplossen: of de wethouder van Verkeer en Vervoer even wilde opdraven met een passende oplossing, en vlug een beetje! Dan hoop ik maar dat we aan vijf wethouders genoeg hebben. Het is duidelijk dat het participeren nog moet beginnen.

Want het is participatie wat de klok slaat. De verzorgingsstaat wordt niet meer van bovenaf opgelegd, maar moet worden georganiseerd vanuit de wijken en vanuit maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Macht wordt anders georganiseerd. De gemeentelijke organisatie wordt aangepast en de financiële middelen worden er voor beschikbaar gesteld. Het collegewerkprogramma en de begroting zoals die ons zijn gepresenteerd, vormen daarvan de neerslag. Wij vinden daarin een mooie aanzet voor een andere wijze van besturen.

Centraal staat daarbij wat ons betreft de stadsvisie, het lange termijnperspectief van Rijswijk als stip op de horizon, waarbij ruimtelijke ordening, sociaal, economisch en cultureel beleid worden geïntegreerd om dat doel te bereiken. Dat perspectief en die integratie zijn noodzakelijk om op al die beleidsterreinen verstandige keuzes voor de lange termijn te maken. Dat gaat om duurzaamheid in de breedste zin van het woord en daar zijn we als GroenLinks blij mee. Maar het is niet voldoende.

Je zult duidelijk moeten maken wat je verwacht van inwoners, organisaties en bedrijven.

Het benadrukken van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid is prima, maar het vereist dat je duidelijk maakt wat je verlangt. Het is een illusie te denken dat aan verwachtingen kan worden voldaan als je niet eerst duidelijk maakt wat je verwacht. Dat is niet beperkt tot het sociaal domein, integendeel. Waarom zou je iemand in de bijstand wél zeggen dat een tegenprestatie moet worden geleverd en waarom zou je niet aan een gezin met drie auto’s duidelijk maken dat van hen meer wordt verwacht dan overheidshulp maar als volkomen vanzelfsprekend te beschouwen?

Je moet daarnaast realiseren dat eigen verantwoordelijkheid niet onbegrensd is.

Als je, zoals ik, een blanke man bent van 48 jaar met een goede baan, geboren bent in een welvarend land, opgroeit in een gezin van liefdevolle ouders die je stimuleren in je ontwikkeling, die je niet seksueel misbruiken, je op tijd laten inenten tegen ziektes, en je wordt niet aangereden door een dronken automobilist of plotseling ontslagen of ernstig ziek, dan kun je wel een grote mond hebben over zelfredzaamheid. Maar het leven kan anders lopen. Hoe dan verder?

We moeten dat goed regelen, voor onze kinderen, voor onze ouders of – als dat niet genoeg motivatie vormt – voor onszelf. En dat moet geen hardvochtig beleid worden, maar verstandig beleid, rekening houdend met ieders mogelijkheden en beperkingen, ongeacht de reden daarvan.

Eigen verantwoordelijkheid in die visie betekent dat je – als dat in je vermogen ligt – een stapje harder zet waar een ander dat niet kan: zelfredzaamheid waar het mogelijk is; solidariteit waar dat noodzakelijk is, ongeacht afkomst, ongeacht huidskleur, ongeacht geloofsovertuiging.

Die morele agenda is, naast de organisatie en de financiën, van groot belang en de gemeente moet daarbij het goede voorbeeld geven. In je gedrag stel je immers de norm voor anderen.

En dat, voorzitter, is wat je met macht moet doen als dat algemeen belang leidend is.