Of door de invoering van basisinkomen òf door verplichte ATV, het wordt hoog tijd dat er meer balans gaat komen tussen werk dat nu betaald wordt en ‘vrijwillig’ werk. Automatisering en robotisering maken een samenleving mogelijk met meer zelf te besteden tijd, waarin veel meer ruimte komt voor vakmanschap, handwerk en creatieve activiteiten. Robots nemen routinematig (en ook zwaar) werk over. We krijgen meer tijd om voor onze eigen voedselvoorziening te zorgen en ruilactiviteiten kunnen een belangrijke plaats gaan innemen. En er ontstaat meer ruimte voor éducation permanente. Te mooi om waar te zijn?
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Help (hoera?) de robots komen’ op 4 maart 2015 in het Oude Raadhuis van Rijswijk. De bijeenkomst over de gevolgen van automatisering en robotisering voor onze samenleving is een gezamenlijk initiatief van de afdelingen Rijswijk en Delft van GroenLinks.
Peter van der Wel laat in zijn inleiding zien dat robotisering een logische volgende stap is in de technologische ontwikkeling en dat dit zo bezien niet iets nieuws is: het vuur, het wiel, de stoommachine, de computer, de robot. En robots die steeds meer kunnen.
Maar de grootste kracht komt tot ontwikkeling waar mens en machine samenwerken. Eén van de voorbeelden is de robot (dr.) Watson, die in 2013 als een belangrijke kankerspecialist wordt gezien. Maar in samenwerking met een mens vormt hij inmiddels de top in de wereld. En de versnelling en verfijning van de robotisering gaat door.
We gaan nu in de richting dat ieder een ‘robot’ als een lijfarts kan hebben, en een privé leraar voor individueel onderwijs, enz. Het routinematige deel van het werk van artsen, apothekers, architecten, om maar eens wat beroepen te noemen, kan uitstekend door robots worden gedaan. Het betekent het einde van de kenniseconomie zoals we die nu kennen. Volledige werkgelegenheid is daarmee een illusie geworden. Het is daarom belangrijk dat we nu nadenken over hoe we het werk dat overblijft willen verdelen. En welke consequenties dat heeft voor onze ‘vrije tijd’. Deze nieuwe situatie geeft de gelegenheid om heel fundamenteel te kijken naar de verdeling van werk. Met de opbrengst van het werk dat de robots voor ons gaan verdienen is een basisinkomen voor iedereen mogelijk.
Alfred Kleinknecht geeft aan dat in het verleden mechanisering en automatisering hebben geleid tot een sterke toename van de arbeidsproductiviteit. Tot nu werd die toename omgezet in verhoging van de lonen, maar dat was mogelijk doordat de werkgelegenheid ondanks de toename van de arbeidsproductiviteit ongeveer gelijk bleef.
Door de robotisering zal de arbeidsproductiviteit flink blijven stijgen, maar zeer waarschijnlijk zal de werkgelegenheid dat niet meer kunnen bijbenen: de “jobloze groei”. Je kunt nog wel streven naar meer werkgelegenheid door meer groei, maar dat heeft, als dat al lukt, desastreuze gevolgen voor het leven op aarde.
Daarom moeten we nu streven naar verkorting van de arbeidstijd (naar 28 of 32 uur per week) i.p.v. naar hogere inkomens. Het uurloon kan (door de verhoging van de arbeidsproductiviteit) hoger worden, zodat het loon van werkenden op peil kan blijven. Deze arbeidstijdverkorting moet om allerlei redenen collectief zijn, dus niet vrijwillig. Mensen mógen dan wel langer werken, maar het meerdere moet belast worden met een sterk progressief belastingtarief.
Alfred voorziet voor het invoeren van een basisinkomen te veel problemen: dat vraagt om een omwenteling in één keer door de overheid met medewerking van de vakbeweging. Bovendien heeft hij twijfels over de financierbaarheid. Arbeidstijdverkorting kan veel geleidelijker verlopen.
Samenvatting van de discussie die volgt op de inleidingen:
Of door de invoering van basisinkomen òf door verplichte ATV, het wordt hoog tijd dat er meer balans gaat komen tussen werk dat nu betaald wordt en ‘vrijwillig’ werk. Automatisering en robotisering maken een samenleving mogelijk met meer zelf te besteden tijd, waarin veel meer ruimte komt voor vakmanschap, handwerk en creatieve activiteiten. Robots nemen routinematig (en ook zwaar) werk over. We krijgen meer tijd om voor onze eigen voedselvoorziening te zorgen en ruilactiviteiten kunnen een belangrijke plaats gaan innemen. En er ontstaat meer ruimte voor éducation permanente. Te mooi om waar te zijn?
Zorgen en voorzichtigheid voor de zegeningen van de robotisering zijn er ook. Wie worden de eigenaren van de robots, wie verdeelt het bezit ervan, wie bepaalt voor welke functies robots ontwikkeld worden? We worden afhankelijker: van eigenaren van robots, van specialisten en van programmeurs (wordt onze leefwijze voor-geprogrammeerd?), van elektriciteit (storingen zullen nog grotere gevolgen hebben) en het risico van hacking van belangrijke gegevens neemt toe. En natuurlijk is er de angst dat robots het van ons gaan overnemen.
Het lijkt erop dat de technologische ontwikkelingen onze maatschappij efficiënter (robots maken ‘technisch gezien’ geen fouten) en duurzamer gaan maken (met Toon kan je van een afstand de temperatuur in je huis regelen).
We gaan korter (minder dagen?) buitenshuis werken en leggen daarvoor dus minder vervuilende kilometers af; zelfrijdende auto’s rijden energiezuinig (en veroorzaken minder ongelukken). Maar, zoals bij alles, gaat het er ook hier om of je voor goedkoop of voor duurzaam kiest.
Met collectieve of meer individuele 3D-printers kan je onderdelen maken van dingen die kapot zijn of het hele ‘ding’ zelf maken. Is dat milieuvriendelijker dan iets kopen uit een productieproces elders? Je hoeft in ieder geval niet zelf meer te gaan reizen voor aankopen, maar die aankopen deed je toch al via internet, en ze worden bezorgd via een efficiënte logistiek? En worden robots zelf duurzaam geproduceerd?
Als robots het geld voor ons gaan verdienen zijn we voor ons inkomen veel minder afhankelijk van het werk dat we nu zelf doen. Wel moeten we als mensen onze creativiteit blijven inzetten. Meer vrije tijd geeft gelegenheid om meer met en voor anderen te doen. Als dat geld eerlijker verdeeld wordt, bijvoorbeeld door invoering van een basisinkomen, ontstaat de mogelijkheid ook het nu onbetaalde werk eerlijk te verdelen: huishouden, mantelzorg, actief zijn in het verenigingsleven, cultuurinstellingen, sociale activiteiten, enz. Het geeft de mogelijkheid om actief te zijn in je woonomgeving, mensen met elkaar in contact brengen, de straat schoon te houden, en nog veel meer. Meer tijd om aan sport te doen en gezonder te leven.
Het wordt een uitdaging om het werk dat voor mensen overblijft zo eerlijk mogelijk te verdelen. Er zal wel specialistisch werk blijven bestaan en ook werk waarvoor veel gegadigden zijn. En er zal ook werk overblijven dat maar weinig mensen willen doen. Gaan we voor die eerste en laatste categorie banen andere beloningen hanteren? Of gaan we proberen mensen meer verantwoordelijkheid te geven en zo het werk interessanter maken?
Een basisinkomen spreekt aan, maar wat doen we dan met mensen die niet willen of kunnen werken?