De economische visie van het college stipt de problemen wel aan, maar komt jammer genoeg niet veel verder dan dat. Lees in dit artikel de volledige tekst die Lammert van Dijk namens GroenLinks Rijswijk op 14 december 2010 uitsprak tijdens de behandeling van deze visie.

Voorzitter,

Het voorliggende raadsvoorstel schetst een somber beeld van stagnerende werkgelegenheidsgroei, veroudering van werkgelegenheidsgebieden en van grote concurrentie. In het voorstel valt te lezen dat de gemeente Rijswijk er d.m.v. van de Economische Visie aan kan bijdragen de zorgelijke situatie de baas te blijven en Rijswijk als economische motor van de regio duidelijk op de kaart te laten staan. Dat is een mooi streven en ook een noodzakelijk streven en in die zin zijn we als GroenLinks-fractie blij met de aandacht voor dit onderwerp. Het belang van een goede visie kan ons inziens niet worden overschat. Wat minder blij zijn we met het feit dat de te volgen strategie beperkt is uitgewerkt en dat is een belangrijk gemis, zeker gezien dat grote belang van een goede Economische Visie.

In het voorstel valt te lezen dat voor de uitvoering van de economische strategie een concreet actieprogramma is opgesteld met een fasering over een periode van 8 jaren (punt 7), maar in hetzelfde voorstel valt ook te lezen (punt 10), dat na vaststelling van de visie met diverse partijen een concreet werkdocument wordt opgesteld.
En hier ontstaat enige verwarring. Gaat het hier nu (en dat de 1e vraag aan het College) om een concreet actieprogramma van initiëren, adviseren en stimuleren, gefaseerd over 8 jaren, een programma dat periodiek kan worden gemeten en geëvalueerd, óf gaat het om een stuk waarvan de concrete invulling nog moet komen, evenals een globaal idee over de omvang van de kosten en de wijze van financiering? In het eerste geval verdient het stuk de naam visie, omdat het aangeeft welke kant het op moet en hoe dat zou moeten worden aangepakt en gefinancierd. In het tweede geval is de naam visie niet gelukkig, omdat het nu juist nog niet aangeeft welke kant het op moet, hoe dat doel zou moeten worden bereikt en wat de te verwachten kosten in grote lijnen zijn. Dat is dus de 1e vraag.

Het voorwoord van de visie vermeldt dat het tot dusverre aan een schriftelijk geformuleerde en samenhangend economische visie heeft ontbroken. De visie wordt gepresenteerd als een richtinggevend document en toetsingskader dat in essentie een antwoord formuleert op de fundamentele vraag: “Hoe kan Rijswijk haar economische positie behouden en versterken?”  Hoezeer we de noodzaak van een visie ook onderschrijven en het initiatief voor deze visie waarderen –laat daar geen misverstand over bestaan-, geeft het huidige document naar ons idee geen antwoord op die fundamentele vraag. Ik gaf al aan dat de uitwerking beperkt is en hier en daar ook wel wat wollig.

We gaan voorwaarden creëren en aandacht geven, we gaan sfeerbeleving verbeteren en onderscheidend karakter benadrukken, we gaan het vestigingsklimaat verbeteren en inzetten op kansrijke sectoren. We gaan meer bekend maken en promoten, we gaan draagvlak vergroten en het historisch karakter versterken en beleidsregels opstellen in het kader van uitstraling, enz, enz.

 

U hoort het, de toon is wat cynisch, maar dat heeft er alles mee te maken dat de visie de problemen wel aanstipt, maar jammer genoeg niet veel verder komt dan dat. Nu weet ik wel, je moet door bepaalde zaken heen lezen en voor de kritische lezer valt er altijd wel wat te zeuren, maar waar we bang voor zijn, is dat als de visie in deze vorm wordt aangenomen, de ideeën pas goed wordt ontwikkeld in de komende 8 jaren en de concrete uitwerking nóg veel later plaatsvindt, terwijl het de bedoeling zou moeten zijn om de visie (de ideeën) nu goed te ontwikkelen en de uitwerking daarvan in de komende 8 jaren zijn beslag te laten krijgen. We moeten voorkomen dat we achter de feiten aan (blijven) hollen.

Wat is er nu uit die workshops en ondernemerscontacten gekomen? Welke ideeën en wensen leven er? Het overleg met de stakeholders is een aantal malen genoemd, maar wat heeft het opgeleverd? Alle interactieve input is volgens de tekst van de visie ‘zeer sterk verweven met de visie’, maar op welke wijze dat is gebeurd, blijft onduidelijk. De 2e vraag aan het College is dan ook of er een inventarisatie is van al deze input en hoe is deze precies verwerkt in de visie?

De enige duidelijke verwijzing naar input is de passage op pag. 38 waar een makelaar wordt geciteerd over de ruimtelijke kwaliteit van de Plaspoelpolder. De makelaar zegt: “Potentiële nieuwe gebruikers vinden deze vaak zo onder de maat, dat ze niet eens meer het kantoorpand willen bezoeken.” Het gebrek aan ruimtelijke kwaliteit is een probleem.
Het antwoord op deze problematiek is niet zozeer te vinden in de Economische Visie, maar is ontleend aan het Groenbeleidsplan waar gesproken wordt over uitbreiding met groengebieden en groene architectuur. Er moet dus gewerkt worden aan een groen bedrijventerrein, maar hoe die ontwikkeling moet plaatsvinden, is nog niet erg duidelijk.

Rijswijk wil een groene, schone en milieuvriendelijke gemeente zijn blijkens de visie (en eerder ook al het coalitieakkoord) en wat volgt zijn mooie ambities, met name voor de Plaspoelpolder en dat stemt tot tevredenheid. Die tevredenheid is echter van korte duur als ik lees (pag. 23): “De kansen om het bedrijventerrein steeds meer te verduurzamen zullen in de toekomst worden bekeken”.  Hoezo, in de toekomst? Waarom niet nu? Waarom niet drie vliegen in één klap: én verduurzamen, én het bedrijventerrein daarmee aantrekkelijker maken én de werkgelegenheidsmogelijkheden daarvan benutten? Groen werkt! roept GroenLinks al tijden en dat geldt ook voor Rijswijk. Als je de ambitie hebt (en die moet je hebben als Milleniumgemeente) en meent dat het noodzakelijk is, moet je het doen en niet de mogelijkheden pas in de toekomst aan bekijken. Duurzame verlichting en energiewinning en een duurzame werkomgeving en duurzame gebiedsontwikkeling is essentieel. Als de geschiedenis van de Plaspoelpolder iets leert, is het dat wel. Dat is de 3e vraag aan het College: waarom de mogelijkheid tot verduurzamen pas in de toekomst bekijken en niet nu?

De afgelopen 10 jaar is de werkgelegenheid in Rijswijk met 4% afgenomen, terwijl landelijk en regionaal sprake was van een groei van respectievelijk 15% en 13% (pag. 11). Het aantal vestigingen is in diezelfde periode van 10 jaar in Rijswijk echter met 43% gestegen. Dat is op het eerste gezicht merkwaardig en dat vraagt om nadere analyse. Gaat het om een toename in locaties/gebouwen of betreft het hier een verschuiving van grotere naar kleinere bedrijven? Geconstateerd wordt ook dat sprake is van een achtergebleven ontwikkeling die niet wordt veroorzaakt door vertrek van bedrijven, maar door opheffing. Ook dat roept vragen op. Wat was de reden van de opheffingen en wat kunnen we daaruit leren voor de nabije toekomst? Wat betekent het concreet voor onze visie?
Meer mensen die in Rijswijk werken zijn er ook gaan wonen of andersom. De pendelstromen zijn afgenomen in de afgelopen jaren, zowel inkomend als uitgaand, zo leert de visie. Wat was de reden voor een dergelijke ontwikkeling en hoe kunnen we dat (eventueel) verder stimuleren? De visie geeft er geen antwoord op.
De ontwikkelingen worden wel geschetst, maar de oorzaken niet uitgediept, althans ik vind het in de visie niet terug. De 4e vraag aan het College is of er onderzoek is gedaan naar de oorzaken van deze ontwikkelingen en of die bevindingen zijn vertaald in de visie?

De visie onderkent wel de noodzaak van functiemenging op bedrijventerreinen en op dat punt worden ook wel goede voorbeelden genoemd, zoals de vestiging van horecagelegenheden, fitnesscentra, stomerijen en kinderopvang. Wat nog mist zijn ideeën over een mogelijke transformatie van kantoorruimte naar woonruimte. Hoe kijkt het college daar tegenaan, is de 5e vraag? En het lijkt ons ook goed te kijken naar een verbetering van de bereikbaarheid van bijvoorbeeld de Plaspoelpolder per openbaar vervoer. Autobereikbaarheid alleen is niet zaligmakend en ook dat leert de geschiedenis van de Plaspoelpolder. De toch al gebrekkige ruimtelijke kwaliteit (en dan heb ik het met name over de Plaspoelpolder) zal bovendien verder afnemen en ook de milieubelasting (zie de MER-rapportage).  Vraag 6 is daarom wat de visie is op de bereikbaarheid per Openbaar Vervoer van de Plaspoelpolder en de verhouding daarvan tot de autobereikbaarheid?

Voorzitter, tot slot, het idee van een Economische Visie is heel goed en wordt van harte ondersteund, en de eerste aanzet is er ook, maar met het nu voorliggende stuk vraagt om een meer concretere uitwerking, met name op de punten die d.m.v. vragen zijn aangestipt. Dat moet wat ons betreft niet pas in de komende 8 jaren worden uitgewerkt, maar in de komende  maanden, zodat die concretere visie kan worden betrokken bij de bestemmingsplannen die nu op stapel staan. Voor de Economische Visie geldt wat ons betreft hetzelfde als voor een Duurzaamheidsvisie: eerst de visie en dan de plannen en niet andersom.