Sinds haar aantreden in mei vorig jaar is het college, met o.a. GroenLinks, bezig met het ontwikkelen van het armoedebeleid. Na het uitvoeren van een uitgebreide analyse, is er een startnotitie gekomen waarover de raad gisteren haar oordeel mocht vellen. Alle fracties in de gemeenteraad bleken het beleid te ondersteunen; alleen de PvdA vindt dat het sneller moet. De bijdrage van GroenLinks fractievoorzitter Lammert van Dijk treft u hieronder.

Voorzitter, Als ik op mijn fiets van Rijswijk naar kantoor ga, dan kom ik nog wel eens langs het Hubertusviaduct in Den Haag. Schuin naast dat viaduct ligt een begraafplaats. Zo heel af en toe loop ik daar rond. Er liggen nogal wat bekende mensen begraven, zoals Thorbecke.

Bij het lezen van de stukken over het armoedebeleid moest ik aan Thorbecke denken. Thorbecke lag halverwege de 19e eeuw met de conservatieve christelijken overhoop over de armenzorg. In de Grondwet van 1848 stond een artikel over het armbestuur en de zorg van de overheid daarvoor. Hij was een liberaal die de Grondwet serieus nam (dat was toen nog heel gewoon voor liberalen) en hij wilde daarom graag invulling geven aan die overheidstaak. Thorbecke vond dat een beschaafde staat verplicht was om voor zijn armen te zorgen. Hij begreep dat de vrijheden die in de Grondwet waren opgenomen alleen geëffectueerd konden worden als mensen gevrijwaard zouden zijn van armoede. Hij begreep ook dat die armoedebestrijding niet moest worden overgelaten aan de kerken. Hij wilde een einde maken aan de willekeur en het paternalisme van de kerk. Paternalisme en vrijheid waren in zijn visie evenmin als armoede en vrijheid een gelukkige combinatie.

Zijn wetsvoorstel heeft het niet gered. Zijn kabinet viel en het kabinet Van Hall liet de armenzorg zoals vanouds over aan de kerken. Dat bracht Thorbecke tot de verzuchting: ‘Heeft de armenzorg opgehouden een algemeen, een publiek belang te zijn?’

    

Dat is gelukkig niet het geval, of althans niet meer het geval en daarom is er op dit terrein een taak weggelegd voor de lokale overheid. Dat moet gebeuren binnen de wat beperkte mogelijkheden die de gemeente op dit punt heeft. Het overgrote deel van deze taak moet namelijk op Rijksniveau worden ingevuld en dat zal voornamelijk moeten gebeuren door een veel evenwichtiger inkomensverdeling in onze samenleving.

De startnotitie is een eerste aanzet om te komen tot een integrale aanpak van het armoedebeleid op lokaal niveau. Armoedebestrijding en bestrijding van sociaal isolement gaan daarbij hand in hand en die combinatie lijkt ons een goede zaak. Het beleid heeft mede als doel dat mensen in staat worden gesteld zelfstandig een inkomen te verwerven en volwaardig te participeren in de samenleving. Ook dat lijkt ons een goede zaak, maar daarbij past wel de kanttekening die we eerder bij de Algemene Beschouwingen naar voren brachten: zelfredzaamheid waar het mogelijk is, maar solidariteit waar dat nodig is. We hebben als GroenLinks aangegeven dat eigen verantwoordelijkheid in die visie betekent dat je – als dat in je vermogen ligt – een stapje harder zet waar een ander dat niet kan. Als mensen blijvend niet in staat blijken te zijn zelfstandig een inkomen te verwerven, mag dat geen reden zijn de armoedebestrijding achterwege te laten of te verminderen. Het vormt juist reden voor mensen die daar wel toe in staat zijn een deel van hun talenten en welvaart in te zetten voor juist die groep.

We roepen het college op die uitgangspunten mee te nemen bij de verdere uitwerking van het beleid. Het past – indachtig de woorden van Thorbecke – dus in een goede liberale traditie, het past in een socialistische traditie en het past in een religieuze traditie van naastenliefde. Dan moet er toch zeker een meerderheid voor te vinden zijn. Dit soort basisvoorzieningen voor een beschaafde samenleving kunnen we heel goed in onderling overleg vaststellen ongeacht de politieke achtergrond.

Bij een volgend bezoek aan de begraafplaats zal ik duidelijk maken dat we daarvoor geen revolutie nodig hebben, ditmaal aan Troelstra, want die ligt daar ook…