Bijdrage van GroenLinks fractievoorzitter Marloes Borsboom tijdens de eerste termijn van de Algemene Beschouwingen op de begroting van 2014.

Voorzitter!

"Ze namen een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was."

Dat was wat ik hoorde toen ik vorige week dinsdagavond tijdens het diner aanschoof bij mijn oma in verzorgingshuis Vredenburch. De dames (de heren zijn helaas in de minderheid) waren het er heel geamuseerd over eens dat dat ongeveer was wat politici deden.

Om precies te zijn gaat dit gezegde terug op de Tweede Grote Vergadering van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Die vergadering begon op 28 november 1716 en duurde maar liefst tot 14 september 1717. Er waren 34 afgevaardigden aanwezig (zoveel scheelt dat niet in aantal in vergelijking met het Rijswijkse), die in de Trêveszaal in Den Haag vergaderden onder voorzitterschap van Adolf, graaf van Rechteren. Het doel was om de "treurige toestand van ’s lands financiën" te verbeteren (ook dat scheelt niet zoveel met het Rijswijkse) en de fouten in de grondwet van de Republiek te repareren. Men vergaderde en vergaderde, tien maanden lang, maar het resultaat was nihil – het werd een totale mislukking.

Nu is de stap van 1717 tot 2013 van Den Haag naar Rijswijk wellicht wat groot, maar er is toch meer overeenstemming dan het op het eerste gezicht lijkt. Dat wat de oudere dames en mij bindt, is misschien niet direct het vertrouwen in de politiek of –in hun geval- het gebrek daaraan, maar wel de betrokkenheid bij dat wat er in de wereld om ons heen gebeurt.

Als we lezen over diplomatieke rellen, afluisterpraktijken van eigen en vreemde overheden, oorlogen en hongersnood, economische crisis, over Sinterklaas en over de Rijswijkse begroting, dan bepaalt dat ons dagelijks leven. Het ene nieuwsbericht beklijft beter en is intenser dan het andere, maar we hebben er ideeën over, liken het op facebook, of zetten onze ongezouten kritiek op het internet. We brengen daarmee nieuws dichterbij dan dat het ooit geweest is.
Betrokkenheid groeit nog meer als het gaat over onze eigen directe leefomgeving. Die betrokkenheid is er op vele plekken in Rijswijk en die vertaalt zich in initiatieven die uiting geven aan behoeften om een waardevollere invulling te geven aan diezelfde omgeving; vrijwilligerswerk, voedselbanken, een ondernemershuis in Leeuwendaal, een leefbare Haagweg, moestuinen op diverse plekken in de stad, een privé bibliotheekje voor buurtbewoners, collectieve zonnepanelenacties, het Strandwalfestival, wijkactiviteiten, ruilacties en sponsorlopen. Deze inzet, betrokkenheid en vertaling in acties is een begin van een nieuwe samenleving, een nieuwe economie, waarin geld en economie geen doel meer zijn, maar weer een ruilmiddel.

De sociale en ecologische impact van die initiatieven vindt plaats binnen het initiatief zelf, maar ook daarbuiten. Om de initiatieven te kunnen realiseren is een verbinding met de omgeving een voorwaarde. Omgevingssensitiviteit is een voorwaarde voor personen en organisaties in een nieuwe economie. Die verbinding met de omgeving vraagt om aanpassingsvermogen, om flexibiliteit en creativiteit om in te spelen en te reageren op de beweeglijkheid van die omgeving. Organisaties in een nieuwe economie zijn veerkrachtig door zich te organiseren op basis van diversiteit.

Deze initiatieven beginnen vaak zonder de directe betrokkenheid van de overheid, maar kunnen juist samen met een faciliterende overheid succesvolle projecten opleveren. Een samenwerking van overheid met andere organisaties, bedrijven en inwoners kan op die manier daadwerkelijke verandering en het herstel van het vertrouwen in de mogelijkheid tot verandering teweeg brengen. Het levert door de omgevingsbinding en het vertrouwen een gedragen lange termijn visie op de stad.
Het vraagt om een nieuw soort denken en een nieuw soort besturen, waarin geld en begrotingen niet zozeer ingezet worden voor kwantiteit en snelheid, maar voor een samenleving waarin men zoekt naar kwaliteit en intensiteit. Wanneer inwoners niet een kant-en-klaar concept voorgelegd krijgen met een keuze tussen slikken of stikken, maar van begin af aan samen met de gemeente en organisaties bij de ontwikkeling van hun eigen omgeving betrokken worden en in de planontwikkeling meegenomen worden, worden ze medeaandeelhouders. Het aandeelhouderschap zal zelfs in veel gevallen een commitment van betrokkenen opleveren.

De al eerder genoemde diversiteit die zorgt voor veerkracht, vertaalt zich ook in de markt, maar zorgt voor een andere marktwerking omdat de markt niet alleen ingezet wordt om producten, diensten en ideeën te ruilen, maar ook om die met elkaar te delen of weg te geven. Daardoor ontstaan nieuwe spelregels en kunnen andere mensen en organisaties dan alleen vragers en aanbieders van economische (schaarse) goederen meedoen op de markt. Dit houdt in dat wanneer betrokkenen overtuigd zijn van een goed plan, zij letterlijk bereid zijn met tijd, energie en of geld te investeren. Dit geldt niet alleen voor het investeren in bijvoorbeeld kinderen, een duurzaam woonconcept en bedrijventerreinen, maar ook voor voorzieningen, veiligheid, onderwijs, investeringen in lokale particuliere initiatieven en zelfs voor het procederen tegen de gemeente.

In het nieuwe soort besturen kun je er niet vanuit gaan dat alle taken die vanuit de nationale overheid bij gemeenten neergelegd worden simpelweg een bezuinigingsslag inhouden die bij inwoners neergelegd wordt; geheel of gedeeltelijk overgeheveld worden naar vrijwilligers die toch al overbelast zijn en te weinig gefaciliteerd worden waardoor ze de binding met hun omgeving kwijtraken. Je kunt er als gemeente ook niet vanuit gaan dat je het redt nieuwe taken en verantwoordelijkheden uit te kunnen voeren zonder een visie, of simpelweg door de goedkoopste aanbestedingen te laten prefereren. Het vraagt om visie en ambitie waarin plannen ontwikkeld worden, die volledig uitgevoerd kunnen worden, ook in tijden van economische crisis met een scherp oog voor de duurzaamheid ervan. Het vormt een mooi alternatief voor ongebreidelde marktwerking. De marktwerking heeft er al te veel toe geleid dat belangrijke keuzes niet meer worden gemaakt door een democratische gelegitimeerde overheid met oog voor het algemeen belang, maar zijn bepaald door winstmaximalisatie van de marktpartij, veelal op korte termijn.
 
Het vraagt om een open en transparante manier van besturen, waarin je gemeentelijke dossiers en vraagstukken openstelt en blootlegt. Het gaat om een vorm van besturen waarbij je geregeld gevraagd en ongevraagd terugkoppelingen en inzichten geeft en kwalitatief goede informatie verstrekt en belangen inzichtelijk maakt. Maar om transparantie waardevol te laten zijn voor de prestaties in de publieke sector, moet er een verschuiving in het denken over de aard van transparantie plaatsvinden. Transparantie en de inzichten die transparantie opleveren moeten niet gebruikt worden om controle uit te oefenen. Alleen keihard afrekenen op basis van cijfermatige indicatoren werkt niet. Betekenisvolle, herkenbare en lokale transparantie waaruit lering getrokken kan worden, zorgt uiteindelijk voor betere prestaties. Echter, wanneer je als bestuur niet transparant bent, kun je van een raad, laat staan van de inwoners van dezelfde gemeente onmogelijk verwachten mee te denken en te participeren en zich medeverantwoordelijk te voelen voor gemaakte keuzes, zeker als die eens minder plezierig uitpakken.
'In touch' in plaats van 'in control', dat is het motto.

Het vraagt ook om lef om herzieningen in gestelde ideeën en zienswijzen door te voeren, ook al levert dat op korte termijn misschien een financiële kater op. Het doordrukken van plannen die maar half af zijn en ook maar half afkomen, leidt tot onomkeerbare ellende; bomen zijn gekapt, oude leefomgevingen verwoest, veel inwoners ontzet en ze leveren op lange termijn een nog veel groter financieel debacle op. Oude dames raken dan hun vertrouwen in de politiek kwijt en kijken meelijwekkend naar een wat jongere dame die dat vertrouwen nog niet kwijt is en zin heeft in de toekomst van haar en haar kinderen.

Dit college is nog teveel van het oude stempel, van de oude politiek en van de oude dames die zich geen illusies meer maken. Er is weinig visie en er wordt teveel gefocust op het geld, geld dat soms met bakken vol weglekt, bijvoorbeeld omdat het besturen van verbonden partijen onvoldoende serieus wordt genomen. Er wordt bezuinigd zonder oog voor de nadelige gevolgen op langere termijn en het geld wordt aan de verkeerde zaken besteed. Penny wise en pound foolish hebben we het beleid van dit college in voorgaande jaren al genoemd. Het is GroenLinks al jarenlang een doorn in het oog.

Het budget voor maatschappelijke participatie van kinderen is geschrapt. Het argument dat het college daarvoor geeft, is dat we de Ooievaarspas hebben en dat de doelgroep voor die pas kleiner is geworden door de aanscherping van de criteria en dat we bovendien een vergrijsde gemeente zijn. M.a.w. het geld zou niet meer nodig zijn. Dat is natuurlijk flauwekul. Er staan legio kinderen langs de zijlijn en er zijn vele mogelijkheden voor het bevorderen van maatschappelijke participatie.

Dat we een vergrijsde gemeente zijn en om die reden geen behoefte meer zouden hebben aan een budget voor maatschappelijke participatie van kinderen, is ook een wat merkwaardig argument van het college als je bedenkt dat ook het budget voor ouderenbeleid is geschrapt. Het geld dat daarvoor bestemd was, is er niet aan besteed en om die reden wordt dat budget ook voor de komende jaren gemakshalve geschrapt. Hetzelfde geldt voor het gehandicaptenbeleid, het wijkwerk en het jeugdbeleid. Veel van wat kan dienen om de nieuwe politiek te bedrijven en initiatieven in hun eigen omgeving te faciliteren, wordt geschrapt.

Wat begrotingstechnisch als ‘structurele vrije ruimte’ wordt gepresenteerd, zijn ordinaire bezuinigingen omdat we het geld niet meer hebben of –beter gezegd- niet meer over hebben voor maatschappelijke participatie van kinderen, vluchtelingen, ouderbeleid, en gehandicaptenbeleid in de komende jaren. Er zijn kennelijk andere prioriteiten voor dit college. Er moet immers gebouwd worden. Bouwen, bouwen, bouwen, tot het bittere eind.

Het ene bouwproject na het andere wordt gelanceerd, met de ene brochure nog gelikter dan de andere, maar van de tomeloze ambities die bij de planvorming worden geuit, komt in de praktijk vaak weinig terecht. In Eikelenburg zijn de bomen weggehaald voor woningen die er voorlopig niet komen. De daar gevestigde manege kan straks kamelen houden om er op de zandvlakte rond te lopen. In RijswijkBuiten zijn de eerste woningen feestelijk opgeleverd, maar wat in de feestvreugde niet wordt verteld, is dat de fietstunnel onder het spoor er voorlopig niet gaat komen. Er is niet verteld dat de tijdelijke school er niet gaat komen en dat de investering voor de Brede School op de lange baan is geschoven. In de begroting spreekt het college van een besluit tot integrale ontwikkeling van het voorzieningenknooppunt Sion. Dat bekt lekker, maar het betekent niet meer of minder dan dat die school er voorlopig niet zal komen.

GroenLinks kiest liever voor één compleet duurzaam bouwplan dan diverse elkaar beconcurrerende bouwplannen, waarin geen geld meer is voor voorzieningen en de grondexploitaties moeilijk rond te krijgen zijn met alle risico’s van dien voor andere beleidsterreinen.

Het groen komt er bekaaid af bij dit college. Met woorden wordt beleden dat het groen wordt gekoesterd, maar de daden wijzen anders uit. De groenblauwe verbinding in het plan Zwethzone tussen de Beatrixlaan en de Vliet komt er niet. Met het geld worden de gaten bij Avalex of de GGD gedicht of we kopen er een mooi stukje asfalt voor, asfalt dat overigens niet meer stil wordt aangelegd in Rijswijk omdat we zelfs de geringe meerkosten van stil asfalt niet meer kunnen of willen betalen. We zitten voor een paar centen liever in de herrie.

In de begroting staat te lezen dat in de uitvoering van het Groenbeleidsplan zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande initiatieven zodat een win-winsituatie ontstaat en dat de komende jaren wordt ingezet op versterking van de groenstructuur voor de Plaspoelpolder, de omgeving van De Hofmeesters en Park de Driesprong Te Werve. Daarmee ontstaat, zo zegt het college, een unieke kans om de centrale groene verbinding te realiseren tussen de Landgoederenzone via Park de Driesprong richting de Stadsparkenzone.
Van zulke taal gaat ieder groen hart natuurlijk sneller kloppen, totdat duidelijk wordt dat deze investering niet ten laste van de grondexploitatie wordt gebracht. Vrij vertaald betekent dit dat de investering helemaal niet zal worden gedaan en dat het bij mooie woorden blijft.
Maar over welke initiatieven heeft het college het dan? Juist op dit vlak van groen zijn er particuliere initiatieven te over. Ondernemers in de Plaspoelpolder met prachtige groeninitiatieven, Wijk Leeuwendaal met een eigen meerjarenplan om diversiteit in het groen weer terug te krijgen, de Kastanjebomen op de Frans Halskade, Sion - een collectief initiatief voor een gezamenlijke tuin - en de moestuin in de Muziekbuurt. Daar moet echter niet alleen aansluiting bij gezocht worden, maar dit moet gefaciliteerd worden en verder uitgedragen.

Mooie woorden heeft het college niet alleen over voorzieningen en groen, maar ook over duurzaamheid, maar bij de bespreking van het inkoopbeleid van de gemeente bleek recent nog dat de duurzaamheid niet of nauwelijks is gewaarborgd en dat het ook hier bij mooie woorden blijft.

En met mooie woorden is op zich niets mis, zolang we ze horen in de Rijswijkse Schouwburg of - beter gezegd - nog kunnen horen in de Rijswijkse Schouwburg. Maar ze horen niet thuis in een begroting om te verbloemen dat er wordt bezuinigd op juist die zaken waarmee de oorspronkelijke plannen ons werden aangeprezen en die het de moeite waard maken om in Rijswijk te wonen.

Wat moet er anders hoor ik u allen denken. De fractie van GroenLinks wil in haar visie op Rijswijk een lange termijn visie, waarin voorinvesteringen nodig zijn om een toekomstbestendige stad te ontwikkelen. Een stad met een historisch economisch centrum en een weer VOLwaardig industrieterrein, met als kenmerk duurzaamheid. Een stad waarin gekozen wordt voor herstructurering, groen en leefbaarheid en een flexibeler bestemmingsplan in plaats van uitbreiding op plekken waar net nog geen kantoren staan.

GroenLinks ziet liever geen bouw dan slechte bouw, liever één goed duurzaam project in plaats van zoveel halve, dat er lef wordt vertoond om plannen te herzien als tijden veranderen en dat er pas gestart wordt met plannen als de financiering en inkomsten gegarandeerd zijn. Geen geldverslindende wegenbouwprojecten waarvan nut en noodzaak nooit zijn aangetoond, althans niet door andere partijen dan de bouwers en adviesbureaus die er zelf direct financieel belang bij hebben. Groenbehoud en investeringen in het groen zijn essentieel, evenals goede voorzieningen en onderlinge solidariteit. GroenLinks ziet de nieuwe economie uitgroeien tot een volwaardige economie, waarin inwoners en betrokkenen één zijn met hun omgeving en zo samen met gemeente Rijswijk bijdragen aan het ontwikkelen van een lange termijn visie op Rijswijk.

Als we daar in Rijswijk in slagen, dan gaan de oude dames weer mee op weg naar een Rijswijk dat natuurrijker, transparanter, meer solidair en duurzaam, kortom veel groener en veel linkser is.