Bijdrage van GroenLinks raadslid Lammert van Dijk tijdens de eerste termijn van de Algemene Beschouwingen op de begroting van 2013.

Voorzitter,

Bij GroenLinks leven we het liefst van de zon en de wind. Wij zijn ervan overtuigd dat een duurzame economie een economie is die de aarde niet uitput, maar op een verstandige manier gebruik maakt van wat de natuur aan mogelijkheden biedt, niet alleen voor onszelf, maar ook voor mensen om ons heen, voor onze ouders en grootouders, onze kinderen en voor hun kinderen. We willen goed onderwijs, voldoende ontwikkelingsmogelijkheden, we willen kunnen vertrouwen op een goede gezondheidszorg, op een leefomgeving die schoon en veilig is, en we willen een samenleving waarin je kunt terugvallen op elkaar op momenten dat je, om wat voor reden dan ook, zelf niet kunt zorgdragen voor de verwezenlijking van die doelstellingen. Verantwoordelijkheid voor elkaar is van groot belang.

Het overgrote deel van deze idealen delen we gelukkig met alle anderen in deze zaal. Maar waarom zijn de keuzes die we maken dan toch vaak zo verschillend? Het is aardig om bij die vraag stil te staan bij de behandeling van de begroting, op een moment dat we het hebben over geld en wat we ermee doen. Waarom hebben we eigenlijk geld? Waar komt het vandaan en waar gaat het naar toe? Die vraag raakt ‘de kern van de economie’ en waar kunnen we voor een antwoord op die vraag beter terecht dan bij de man die 50 jaar geleden het boek met die titel schreef, het boek waarmee veel van ons te maken hebben gehad in het onderwijs dat we hebben genoten. Dat bekende boek (van professor Heertje) gaat over schaarste, over behoefte, over bevrediging van die behoefte, over productie, over consumptie en het gaat over ruil. En dat laatste is waar we het geld voor hebben. Geld is een ruilmiddel. Niet meer en niet minder. Het is een middel en geen doel.

Voorzitter, laat duidelijk zijn dat ook GroenLinks het niet redt zonder geld. En we hechten, zoals vrijwel iedereen, aan een sluitende begroting, juist vanwege het veiligstellen van onze idealen op de lange termijn. Bomen groeien niet tot in de hemel en alles moet betaald kunnen worden. De clichés liggen voor het oprapen. Maar er is een belangrijk verschil in de wijze waarop we omgaan met geld. Zijn de keuzes die je maakt visiegestuurd of zijn ze geldgestuurd? Is het belangrijker dat we goede voorzieningen hebben of is het belangrijker dat onze lasten beneden het gemiddelde in Haaglanden blijven? Bepalen we welke voorzieningen we belangrijk vinden en zoeken we vervolgens naar de middelen om ze te realiseren of kijken we eerst naar de beschikbare middelen en bepalen we vervolgens wat we er nog voor kunnen verwezenlijken? Het is een discussie die bij de bespreking van het subsidiebeleid al naar voren kwam en ook de komende periode nog wel zal worden voortgezet.

Voor GroenLinks staat het behoud van goede voorzieningen voorop, ook wanneer dat betekent dat daarvoor extra opofferingen nodig zijn. Verantwoordelijkheid voor elkaar betekent dat je niet alleen je eigen broek ophoudt, maar zo nodig ook die van een ander. Het houdt in dat je niet alleen vecht voor eigen vrijheden en verworvenheden, maar misschien wel meer nog voor vrijheden en verworvenheden van anderen.

Vanuit de Rijksoverheid komen er veel taken op gemeenten af de komende periode. Die transities zijn niet visiegestuurd, maar ze zijn geldgestuurd. Ze zijn voornamelijk ingegeven door bezuinigingsdoelstellingen en niet vanuit een breed gedragen visie dat die taken het beste door de gemeente kunnen worden uitgevoerd waarbij tevens een duidelijk beeld bestaat over de wijze waarop dat zou moet gebeuren. De overheveling van taken door de rijksoverheid gaat gepaard met een korting op het budget vanwege de gedachte dat de gemeenten taken efficiënter kunnen doen, maar hoe de gemeente de nieuwe taken precies moet gaat invullen, is aan de gemeente. Zoek het maar uit, lijkt het devies. Gemeentelijke autonomie is een groot goed zolang het geld bespaart en de rijksbegroting daarmee in evenwicht komt.

Als gemeente kunnen we vervolgens dezelfde gedragslijn aanhouden, de beperkte middelen centraal stellen en aan de mensen en organisaties die we nodig hebben voor het realiseren van de taken financiële beperkingen opleggen. We korten dan op personeelsbudgetten, we korten op de WMO, op kunst en cultuur, op de bibliotheek, op onderhoud, op jeugdparticipatie en we snijden fors in subsidies.

Voorzitter, dat is niet de keuze van GroenLinks. GroenLinks kiest voor een andere gedragslijn, een gedragslijn die visiegestuurd is en waarbij de vraag centraal wordt gesteld hoe we willen dat Rijswijk er over 15 of 20 jaar uitziet en waarbij we vervolgens bepalen welke bijdragen daarbij passen en hoe die bijdragen worden verdeeld onder alle betrokkenen. Wie draagt welke verantwoordelijkheid in maatschappelijke en financiële zin?
We zijn ervan overtuigd dat maatschappelijke organisaties daarbij een belangrijke rol spelen en dat de dynamiek die door zowel professionals als vrijwilligers wordt veroorzaakt in onze gemeente moet worden gekoesterd en behouden. Daarbij maakt het niet uit of je koffie schenkt voor ouderen of achter de bar staat in de kantine van je sportclub. Het maakt niet uit of je kinderen begeleidt bij toneel of zang of dat in je eigen buurt activiteiten organiseert die de sociale samenhang stimuleren. Het maakt niet uit of je je druk maakt om het Rijswijks cultureel en historisch erfgoed te bewaren of dat je je inzet voor de stedenband met Condega. Of je nu schildert, fotografeert, vluchtelingen helpt, gras maait in de speeltuin of je inzet voor blinden, het maatschappelijk kapitaal dat deze mensen vertegenwoordigen bedraagt in alle gevallen een veelvoud van de financiële bijdrage die we daar als gemeente aan leveren en het zou olie-, oliedom zijn om dat te vernietigen. En we moeten ons daarbij goed realiseren dat wat we eenmaal vernietigen, niet met hetzelfde gemak wordt verworven. Het opdoeken van voorzieningen is penny wise and pound foolish.
De voorzieningen zijn het doel, het geld is het middel en niet andersom.

Dat zou ertoe kunnen leiden dat we extra inspanningen moeten doen, ook in financiële zin. Aan de andere kant: als we het geld niet willen investeren in elkaar, niet willen besteden aan voorzieningen voor onszelf, aan het welzijn van onze ouders, grootouders, kinderen en verdere generaties, waar moeten we het dan aan besteden?

Moeten we tientallen miljoenen blijven besteden aan bouwgronden en rente in de veelal ijdele hoop dat we dat geld ooit nog eens terugzien? Menen we werkelijk dat de crisis die heel Europa en heel Nederland treft aan Rijswijk voorbijgaat, zoals destijds de Romeinse bezetting heel Gallië trof, met uitzondering van een kleine nederzetting waar men dapper weerstand bleef bieden? Hoeveel toverdrank heeft ons College tot zich genomen om zich onoverwinnelijk te achten? Hoever en hoelang steken we onze kop nog in het bouwzand voordat we, zoals omringende gemeenten dan ook doen, durven erkennen dat de zaak ál te rooskleurig is ingeschat en dat het realistisch is om er van uit te gaan dat we verlies moeten nemen?

Moeten we ons geld besteden aan wegen waarvan we niet weten of we ze over 10 of 20 jaar nog nodig hebben en niet weten of er überhaupt een probleem mee wordt opgelost of dat we er wellicht alleen maar meer problemen mee creëren? Als we nu al geen geld hebben voor onderhoud van bestaande wegen, hoe gaan we dat doen met nieuwe wegen? Als nu de straten al vol staan met auto’s en de onleefbaarheid daardoor toeneemt, hoe gaan we dat straks doen als we nog meer autoverkeer faciliteren?

Waarom besteden we het geld niet aan goede huisvesting van de scholen voor onze kinderen? Dat is per slot van rekening waar we jarenlang een bijdrage voor hebben ontvangen van de Rijksoverheid. Maar die vele miljoenen, voorzitter, zijn niet aangewend of gereserveerd voor het doel waarvoor we ze hebben gekregen, met als gevolg dat het Stanislas niet fatsoenlijk kan worden gehuisvest. Voor de financiële last sluiten we voorlopig de ogen, in ieder geval tot na de begrotingsbehandeling, zoals dat vorig jaar ook het geval was. Met de Brede Scholen is het al niet veel beter. Ze moeten er komen, maar hoe we het gaan betalen, daar hebben we geen idee van.

Straks verdwijnt er veel onderwijs uit Rijswijk, zo is onze angst. En zitten we er nu écht op te wachten dat onze kinderen straks net zo stom worden als wij nu al zijn?

“Rijswijk rekent zich rijk’ zei GroenLinks bij de behandeling van de jaarrekening over 2011 en die gedragslijn blijft hetzelfde als het aan dit College ligt. De consequenties van de verkeerde keuzes uit het verleden worden onvoldoende verwerkt in de begroting die ons wordt gepresenteerd.
Is het dan zo moeilijk, vragen we het College, om te zeggen dat we financieel klem zitten, dat Rijswijk c.q. RijswijkBuiten tot op de vingertoppen af is gefinancierd en dat we als gevolg van keuzes uit het verleden weinig anders kunnen dan de kop in het bouwzand blijven steken en nog maar verder moeten bezuinigen?

En pakt het nou werkelijk zou geweldig uit die bezuinigingen? Is de bezuiniging op het pontje nu werkelijk zo’n successtory? We hebben vooralsnog geen pontje, maar wel tweemaal zoveel kosten. En de opgedoekte rekenkamer? We bezuinigen een paar duizend euro op onderzoek door de rekenkamer, maar weten daardoor niet meer waar we het elders over de balk gooien. Voorzieningen worden ingeruild voor geld. Goedkoop blijkt duurkoop. We zijn penny wise and pound foolish.

Niet alleen de wettelijk verplichte rekenkamer is afgeschaft, maar ook de kadernota is afgeschaft. Als raad stellen we geen kaders meer en laten we het College de vrije hand bij het uitoefenen van de bestuursbevoegdheden. Belangrijke taken van de raad laten we ons als raad afnemen en we schieten niet alleen bij kaderstelling en controle tekort, maar ook bij de derde taak als gemeenteraad, de volksvertegenwoordiging. Bij de behandeling van de jaarrekening hebben we daar de aandacht op gevestigd.

Belangrijke kwesties komen niet in de raad ter sprake of op een zodanige wijze dat een behoorlijke voorbereiding niet mogelijk is of in elk geval niet wordt bevorderd.
Enkele weken geleden heeft GroenLinks vragen gesteld over de derivatencontracten die zijn aangegaan voor de financiering van RijswijkBuiten. Het antwoord op die vragen hebben we van het College nog niet ontvangen, maar ontvangen we graag vóór het vervolg van deze begrotingsvergadering. We verzoeken het College in de vergadering ook duidelijk te maken waarom deze derivatencontracten, die zwaarwegende financiële consequenties (kunnen) hebben, niet aan de raad ter beoordeling vooraf zijn voorgelegd? Was de kwestie daarvoor misschien te belangrijk? Hoe serieus neemt het College deze raad eigenlijk?

Op veel dossiers in Rijswijk ligt –op initiatief van het College- geheimhouding, in veel gevallen zonder dat er een deugdelijke reden voor aanwezig is. Dat belemmert de taken van de raad. Veel stukken worden niet aan de raad verstrekt, niet op het vertrouwelijke deel van de site geplaatst en mogen alleen ter griffie worden ingezien. Dat maakt het bespreken in de fractie en in de raadsvergadering wel erg lastig. Het belemmert niet alleen de raad in zijn werk, maar betekent ook dat in veel gevallen geen verantwoording achteraf én in het openbaar plaats kan vinden. Geheimhouding wordt immers in Rijswijk nooit opgeheven.

Voorzitter, het moge duidelijk zijn dat wat GroenLinks betreft niet alleen de koers anders moet, maar ook de wijze van besturen. Dat laatste zal absoluut nodig zijn op een open, verstandige en zinvolle wijze met elkaar over de koers te kunnen debatteren in dit huis.